Hongarije

Hongarije

Hongarije behoort tot de meest veelzijdige wijnlanden van Europa. Het produceert wijnen met een volstrekt eigen karakter. Al deze wijnen komen voort uit een rijke wijnbouwtraditie die teruggaat tot de tijd dat de Romeinen hier hun provincie Pannonia stichtten. Een traditie die invallen van de Mongolen in de 13e eeuw, de bezetting van een groot deel van het land door de Turken in de 16e en begin 17e eeuw, en, in het meer recente verleden, het verlies van grote gebieden aan buurlanden overleefde. In het midden van de 17e eeuw ontdekte men in Hongarije het hoe en waarom van het verschijnsel botrytis cinerea (edele rotting), de sleutel tot het latere succes van Tokaj.
Evenals in de buurlanden had de nationalisatie van de wijnbouw na 1945 een buitengewoon ongunstig, nivellerend effect. De liberalisering van de economie sinds 1990 heeft echter gezorgd voor de komst van kapitaalkrachtige buitenlandse investeerders, onder wie enkele zeer gerenommeerde Franse en Spaanse producenten, en het ontstaan van individuele domeinen. Hongarije kreeg in 1997 een nieuwe wijnwetgeving die de nodige ruimte biedt voor experimenten. Het land profileert zich internationaal vooral met droge witte wijnen.

Van witte honing tot grijze monnik

Hongarije heeft goede klimatologische omstandigheden – gematigd continentaal – voor de productie van zowel uitgebalanceerde en aromatische witte als voldoende rijpe rode wijnen. Van de totale productie is ongeveer eenderde rood en tweederde wit. De aanplant van de Hongaarse wijngaarden, met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 130.000 hectare, is buitengewoon gevarieerd.
Opvallende inheemse witte druivensoorten zijn de furmint, de druif van Tokaj; de aromatische hárslevelû, letterlijk: lindenblad; de leányka, letterlijk: meisjesdruif; de mezesfehér letterlijk: witte honing; szûrkebarát letterlijk: grijze monnik, synoniem voor pinot gris. Karakteristieke rode soorten zijn onder meer kadarka, kékfrankos (= blaufränkisch) en kékoporto (= portugieser).

Gebieden

Hongarije telt ruim twintig individuele herkomstgebieden die wettelijk als zodanig erkend zijn en waarvan ongeveer de helft van meer dan lokale betekenis is. In de namen van wijnen komt achter de plaatsnaam de uitgang -i. Wijn uit bijvoorbeeld Villány wordt dus Villányi.

In het westen van Hongarije is veel wijnbouw te vinden rond het Balatonmeer, dat een grote invloed heeft op het klimaat. Bekend zijn vooral de stevige witte wijnen zoals de Badacsonyi. Aan de grens met Oostenrijk, tegen de Neusiedlersee aan, ligt Sopron. De productie is er overwegend rood en sluit aan bij die in het aangrenzende Burgenland.
In het zuiden, bij de stad Pécs, ligt Villány. Dankzij een uitstekende ligging van de wijngaarden en gunstige rijpingscondities heeft dat een groot potentieel voor rode wijnen.
Ten noordoosten van Budapest, langs de grens met Slowakije, liggen achtereenvolgens Mátraalja (de heuvels van Mátra) bij Gyöngyös, het gebied rond Eger en Tokaj. Mátra produceert vooral witte wijnen, waarvan een deel specifiek voor export naar West Europa.
Eger was en is bekend om z’n rode Stierenbloed, Egri Bikavér. Dit is een in buitenlandse markten zeer bekende blend en misschien wel de bekendste tafelwijn van heel Hongarije.

Koninklijke Tokaji

Tokaji, de wijn uit Tokaj, is het vlaggenschip van de Hongaarse wijnbouw en de enige werkelijk klassieke wijn van Centraal en Zuidoost Europa. De wijn heeft een volstrekt uniek aroma en een dito smaak met hoog extract, hoge zuren en verschillende gradaties in restzoet. Omdat de wijn geliefd was bij gekroonde hoofden in heel Europa kreeg hij als bijnaam vinum regum, rex vinorum, ‘wijn van koningen, koning van de wijnen’.
Een hoofdrol binnen de productie is weggelegd voor druiven die als aszú gekwalificeerd kunnen worden. Ze moeten minstens 20 gr/l suiker bevatten en bij voorkeur door botrytis zijn aangetast. Wanneer men aangetaste en gaaf gebleven druiven tegelijk plukt, is sprake vanszamorodni, ‘zoals het fruit komt’. De wijn ervan kan zowel droog als met restzoet geproduceerd worden. Tenslotte is er een derde type most die uitsluitend van gave druiven afkomstig is. De wijn daarvan vergist volledig droog en wordt ofwel als cépagewijn gebotteld ofwel voorbestemd als basiswijn voor het oertype Tokaj, Aszú genaamd. Hiervoor mengt men de basiswijn met een hoeveelheid zoete druivenpulp, gemaakt van de al eerder genoemdeaszú-druiven De pulp komt uit emmertjes van 20 à 25 liter, puttonyos. Tokaji Aszú kan met 3, 4, 5 of 6 puttonyos aangeboden worden. Hoe hoger het aantal, des te zoeter en extractrijker de wijn.