De geschiedenis van de wijnbouw gaat duizenden jaren terug. Het is een bijzonder rijke geschiedenis. Immers, wijn is van het prille begin af aan nauw verbonden geweest met cultuur in de breedste zin des woords. Met eten en drinken, met religie, met kunst, maar ook met de vormgeving van het landschap. Kortom: wijn is een cultuurhistorisch fenomeen bij uitstek.
Hoe het begon
Wijnbouw is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan in het Nabije Oosten, in Mesopotamië of in de Kaukasus. In die laatste regio claimt Georgië het oudste wijnland ter wereld te zijn met een wijnbouwtraditie die 7000 jaar teruggaat! De geschiedenis van wijn is begonnen op het moment waarop men ontdekte dat men de vruchten van een wilde kruipplant tot een roesverwekkende drank kon laten vergisten. Door die wilde plant te veredelen en te geleiden werden de resultaten steeds beter. De wijnbouw begon zich al spoedig te verspreiden over Klein Azië en Griekenland, en, door toedoen van Phoeniciërs en Grieken, langs de kusten van Zwarte en de Middellandse Zee.
Romeinse beschavingsdrang
Voor de verspreiding van de wijncultuur in het grootste deel van Europa zijn de Romeinen verantwoordelijk geweest. Als bezetters weliswaar, maar toch. Vrijwel alle klassieke Europese wijngebieden hebben hun ontstaan aan hen te danken, van Bordeaux tot Roemenië en van Catalonië tot de Moezel. Zij waren ook de eersten die bepaalde wijnen met naam en toenaam vermeldden, met als beroemdste de Falerner.
Het ging overigens wel vaak om wijnen die met allerhande middelen ‘op smaak’ gebracht werden. De kennis van de wijnmakers stond in deze tijd namelijk op een laag peil, althans naar de maatstaven van vandaag. Hoe men een wijn op een natuurlijke manier kon conserveren wist men niet. Toevoeging van honing, kruiden (à la glühwein) of hars (zoals nog altijd in retsina!) bood echter uitkomst.
Met dank aan de monniken
Na de ondergang van het Romeinse rijk volgde een periode van grote turbulentie, met invallen van Hunnen en volksverhuizingen. De wijnbouw heeft deze ‘duistere’ periode enkel kunnen overleven dankzij de inspanningen van kloosters. In de christelijke eredienst kon men niet zonder wijn, dus er rustte op de monniken een bijna heilige plicht om de kennis van het wijnmaken te bewaren. Ze hebben dat tot eind 18e eeuw gedaan!
Vanaf de 9e eeuw, toen de wijnliefhebbende keizer Karel de Grote (Charlemagne) het in een groot deel van West Europa voor het zeggen had, kwam de expansie van de wijnbouw goed op gang. Hij stimuleerde de bouw van nieuwe kloosters en daarmee de verbreiding van de wijnbouw in delen van het huidige Duitsland en Frankrijk. In de Bourgogne bijvoorbeeld, waar een van de beroemdste witte wijngaarden nu zijn naam draagt, Corton-Charlemagne.
Weer wat later droeg de opkomst van de steden en de burgerij bij tot een verdere bloei van wijnbouw en wijnhandel. Mede dankzij een tijdelijke opwarming van het klimaat in Europa bereikte de aanplant van druivenstokken rond 1500 zelfs een recordomvang. Ter illustratie: in Duitsland was in die tijd drie keer zo veel wijngaard aangeplant als nu!
Schepen en flessen
Rond 1600 deed zich een interessant verschijnsel voor. Hollanders en Engelsen gingen zich toen op grote schaal bezighouden met de internationale wijnhandel. En ze gingen in hoge mate bepalen wat voor wijn een streek diende te produceren.
Tot in de 18e eeuw werd alle wijn getransporteerd en bewaard in vaten. De bewaarmogelijkheden waren daardoor uiterst beperkt. Het gebruik van goed afsluitbare flessen zou daar echter verandering in brengen. Het zal geen verbazing wekken dat die flessen vooral gebruikt werden voor topwijnen. Daartoe behoorden onder meer de wijnen van de huidige Premiers Crus in Bordeaux, met voorop Château Haut-Brion. Flessen werden in die tijd met de mond geblazen. Met één keer uitblazen kon een glasblazer een fles vormen met een inhoud van ongeveer 75 centiliter. Later zou dit de standaardmaat worden.
Tegenslag en vooruitgang
De 19e eeuw was voor de wijnbouw de eeuw van de van grote hoogte- en dieptepunten. In heel Europa dreigden wijngaarden voorgoed te verdwijnen bij gebrek aan effectieve bestrijdingsmiddelen. De enige remedie bleek – en is nog steeds – het enten van Europese druivenplanten op resistente Amerikaanse (!) onderstokken.
Als gevolg van de phylloxera veranderde de Europese wijnbouw ingrijpend. Phylloxera (de druifluis Daktulosphaira vitifoliae) is een bladluizensoort uit de familie Phylloxeridae.
Deze luis is een zeer schadelijke voor druivenplanten De soort is afkomstig uit Noord-Amerika en is door de mens naar Europa gebracht. Met name in de negentiende eeuw heeft deze soort ervoor gezorgd dat een groot deel van de Europese wijngaarden werd vernietigd, in Frankrijk bezweek na 1870 ongeveer 70% van alle planten. Het bestrijden van de druifluis was vrijwel onmogelijk.
De 19e eeuw is ook de eeuw van de techniek en industrialisering. De groei van de steden en de aanleg van spoorwegen veroorzaakten nieuwe behoeften en mogelijkheden. Wijngebieden die eerder slechts voor eigen behoefte hadden geproduceerd, veranderden door de ontsluiting plotseling in regio’s met nationale betekenis. De Languedoc is in dit opzicht al weer een schoolvoorbeeld.
In de 19e eeuw is ook de grondslag gelegd voor de moderne oenologie, de wetenschap van de wijnbereiding. Dat gebeurde door de Franse geleerde Louis Pasteur. Van de vele ontdekkingen die hij deed is die van het hoe en waarom van de alcoholische gisting wellicht de belangrijkste.
Herkomst
Eind 19e begin 20e eeuw groeide het besef dat namen van herkomstgebieden beschermd moesten worden tegen misbruik. In Frankrijk resulteerde dat in 1935 in de creatie vanappellations d’origine contrôlées. Weliswaar waren eeuwen eerder al individuele gebieden als Chianti en de Douro (de portstreek) door regelgeving afgebakend en beschermd, op nationaal vlak had Frankrijk de primeur. Andere landen zouden dit voorbeeld volgen.
Het belang van individuele eigenschappen van een wijn is in de loop van de 20e eeuw alleen nog maar groter geworden. Behalve het herkomstgebied werd ook de naam van de producent een indicatie voor de kwaliteit. Na de Tweede Wereldoorlog ging de individuele, zelf bottelende producent geleidelijk aan de plaats innemen van de handelshuizen die in de regel verschillende basiswijnen, afkomstig van diverse producenten, mengden tot één standaardwijn. Dit betekende automatisch een grotere diversiteit in het aanbod.
De 20e eeuw is, meer nog dan de 19e, de eeuw van de techniek geweest. Zowel in de wijngaard als in de kelder. Trefwoorden: rationalisatie, mechanisatie, controle van het totale productieproces. Zo lang techniek geen doel op zich is, maar dient als ondersteuning van wat de natuur te bieden heeft – het terroir (bodem, klimaat, ligging) – en van de intuïtieve creativiteit van de wijnmaker, dan is dat een goede zaak.
Dankzij beter wijngaardbeheer zijn de opbrengsten fors gestegen. In de kelder hebben het gebruik van roestvrij staal en temperatuurcontrole gezorgd voor een gemiddeld veel hoger kwaliteitsniveau. De Nieuwe Wereld heeft in dit opzicht de Oude de weg gewezen.
Opkomst van de Nieuwe Wereld
De Nieuwe Wereld is de verzamelnaam voor al die wijnlanden die buiten Europa en het Middellandse Zeegebied liggen. Nieuw is in dit geval nogal betrekkelijk, want tal van landen kennen een wijngeschiedenis die een paar eeuwen oud is. De introductie van de wijnbouw gebeurde door de Spanjaarden in hun kolonies in Zuid- en Midden-Amerika, door de Nederlanders in Zuid-Afrika, en door de Engelsen in Noord-Amerika en Australië.
Maar, ere wie ere toekomt, Fransen, Italianen en Duitsers waren meestal de echte pioniers op het gebied van het daadwerkelijke wijnmaken. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond er in landen als Australië, Chili en Californië een wijnindustrie met een serieuze omvang. De productie was meestal alleen voor de lokale behoefte en de warmte in sommige landen van invloed op de stijl van de wijnen. Die waren vaak alcoholisch en zoet. Net als in Europa kende men ook de nodige ups en downs, met als beruchtste voorbeeld de Drooglegging in Amerika.
Klimaatverandering
Zowel in Europa als daarbuiten lijkt de wijnbouw momenteel te maken te krijgen met klimaatverandering, lees: hogere temperaturen. In hoeverre dit een tijdelijk verschijnsel is of een permanent, is nog de vraag. In de geschiedenis zijn er eerder koudere en warmere periodes geweest met soms ingrijpende gevolgen. De huidige stijging van de temperatuur leidt tot vroegere oogsten en hogere alcoholpercentages.